Rebellerende arbeiders en rijke fabrikanten in knappe spektakelmusical - THEATERKRANT


Was de sociaal-bewogen priester Alphons Ariëns (1860-1928) die het vurig voor arme, onderdrukte textielarbeiders in Enschede opnam een held of stelde hij teleur? Deze vraag hangt boven de musical Door het stof. In ieder geval bepaalt die vraag het gevoel van Ariëns zelf. Danny Westerweel vertolkt de daadkracht en betrokkenheid, maar ook de twijfel en naïviteit van de ‘rode kapelaan’ uitstekend. En de acteur moet daarbij ook nog eens honderden meters afleggen, want steeds beent hij van de ene zaal naar de andere.

Door het stof, geschreven door Jibbe Willems, is een aantrekkelijke, grote productie met meer dan dertig acteurs, musici en klassiek geschoolde zangers, opgevoerd in twee zalen in Enschede: het Wilminktheater en het aanpalende Muziekcentrum. Het stuk van drieënhalf uur is een tour de force van Theater Producties Twente, samen met de Nederlandse Reisopera en Theater Sonnevanck. Het is gemaakt als onderdeel van Enschede 700 jaar. De regie is in handen van Anne de Blok en Daniel van Klaveren.

De levendige voorstelling met volkstoneel, muziektheater en musical gaat terug in de tijd en belicht de strijd in Enschede tussen de opstandige, want onderbetaalde, straatarme textielarbeiders en de deftige, gefortuneerde textielbaronnen. Tegelijkertijd gaat het stuk over loyaliteit en verraad, familiebanden en onmogelijke liefde. Het is zelfs een tikkeltje Shakespeareaans, met een overduidelijke verwijzing naar de fatale liefde tussen Romeo en Julia.

Het publiek is verdeeld in twee groepen. De ene groep ziet in het Wilminktheater een luxe salon in de villa van textielfabrikant Jan-Ritsaerts (een rol van Laus Steenbeeke).  Zijn zoon Karel gaat zich verloven met Jenne en de lange tafel (die uit de nok van het theater naar beneden zakt) is weelderig gedekt, het ontbreekt de welgestelden aan niets. Ook zoon Doede en zijn zwangere vrouw Geeze zijn te gast.

De tweede groep is op hetzelfde moment in het Muziektheater en is getuige van het armoedige bestaan van de wevers en spinners: hard werken achter de getouwen, de zorgen verdrinken met jenever, maar ook saamhorigheid en groeiende onvrede. Het verhaal wordt van twee kanten belicht.

De verwijzing naar Romeo en Julia is vanaf de eerste scène klip en klaar. Karel gaat zich weliswaar verloven, maar hij heeft een geheime relatie met Saar, de dochter van textielarbeider en weduwnaar Bats. De twee geliefden zien elkaar eventjes als Saar rode wijn levert bij de villa. Rijk en arm, baas en knecht, het zijn twee werelden die elkaar in die tijd in Twente moeilijk verdragen.

Als vader Jan-Ritsaerts de luxe eetkamer binnenstapt, drukt hij zijn jongste zoon op het hart dat zelfs als hij verloofd is, er genoeg achterdeurtjes zijn voor stiekeme pleziertjes. De dubbele moraal van de textielbaronnen openbaart zich. Ze bewaken hun rijkdom, koesteren hun riante leventje en bedenken drogredenen om ongelijkheid in stand te houden.

De oudste zoon Doede (Fabian Jansen), eerder viel hij Saar (Julia Lammerts) lastig met onzedelijke voorstellen, heeft negen opstandige arbeiders ontslagen. Dat zal ze leren, zo roept hij harteloos. Ook de vader van Saar is de klos, die weduwnaar kan zijn kroost niet meer voeden. Doede ligt daar niet wakker van. Zijn vrouw evenmin die heeft zorgen over het ontwerp voor hun nieuwe villa.

De priester Ariëns, ‘zeg maar Alphons’, meldt zich bij de fabrikantenfamilie en neemt het op voor de arbeiders. Hij wordt niet serieus genomen, vijandig bejegend, maar als hij inspeelt op het gevoel van vader Jan-Ritsaers, zelf ook vader, weduwnaar en familieman, groeit er iets van begrip. In die scène komen de kwaliteiten van acteur Laus Steenbeeke erg goed tot hun recht. Hij toont zachtheid, inleving en wil dat Bats terugkeert. Een tel later barst hij uit in uitzinnige woede als een steen door een ruit wordt gesmeten.

Op hetzelfde moment kijkt het andere deel van het publiek naar de groeiende onrust onder armoedige textielarbeiders. De socialist Koops roept op tot een staking. Dat wordt sprekend vormgegeven met een korte choreografie van arbeiders, jong en oud, met houwelen, rijven en zwabbers. In beide scènes, zowel bij de arbeiders, als de fabrikanten wordt gezongen. De teksten van de liederen ondersteunen het verhaal, vullen die soms aan, maar zijn niet altijd goed te volgen.

De vormgeving is origineel en uitstekend uitgewerkt. Aan de achterwand van de salon in de fabrikantenvilla hangen schilderijen. In de lijsten zijn operazangers zichtbaar die zowel de voorouders spelen als de liedjes van de acteurs naar een hoger niveau tillen en tegelijkertijd ontwikkelingen nauwgezet volgen en met hun blikken, soms met een opmerking, becommentariëren. De draaiende schijf waarop de dinertafel staat is ook doordacht. Die schrijf draait voortdurend, waardoor de acteurs steeds in beweging zijn, zelfs als ze op dezelfde plaats blijven. Dat voegt dynamiek toe.

Dynamiek heeft ook burgemeester IJzergat. Die bruut heeft in Nederlands-Indië flink huisgehouden en wil nu in Enschede de stakende arbeiders in de pan hakken. Hij stookt het vuurtje op, al geeft acteur Christiaan Schreuder de rol een licht parodiërende toets.

Ontwerper Joris van Veldhoven gaf het decor bij de arbeiders een sobere uitstraling met een achterwand met spanten en klossen die verwijst naar handbediende machines uit de textielindustrie. Ook duwen spelers mobiele weefgetouwen waarachter arbeiders werken, maar die even later dienstdoen als toog in de kroeg en als kinderledikant.

Door het stof is een intelligente, uitstekend gespeelde productie. Twee scènes op hetzelfde moment in twee zalen, dat zorgt voor vaart. Decors wisselen is niet nodig en er is plek voor een dubbel aantal toeschouwers. Die beleven een voorstelling die aansluit bij de bewogen geschiedenis van de Twentse stad waar die wordt gespeeld. Het verhaal is weliswaar fictie, de achtergrond waarin het speelt, ongelijkheid en onrechtvaardigheid in de textielindustrie waarin rond 1900 zo’n 50.000 mensen in Enschede werkzaam waren, klopt als een bus. De link met de historie biedt context en impact, zonder dat het stuk zich verliest in nostalgie en vals sentiment.

Nog even over het vele lopen van Alphons Ariëns. Hij speelt net als Saar en Karel in beide scènes. Dat betekent dat hij snel van de ene zaal naar de andere moet rennen. Theater uit, straatje oversteken, bij het andere theater naar binnen. Het publiek ziet het niet, beseft het wel.

In het afsluitende derde deel staan de toeschouwers om een lange catwalk. Daar verschijnt Ariëns. Zit hij in een droom, is dit het hiernamaals? Dat blijft onduidelijk. Hij spreekt zijn twijfel uit, schuldbewust. Achter een lange tafel op het toneel zitten alle hoofdrolspelers, arbeiders en fabrikanten. Het lijkt een tribunaal. De moraal: niets is perfect, niemand is perfect, dat is ook de huidige tijd niet, maar het goede in de mens is lovenswaardig.

Het slotstuk roept vooral vragen op, hoezo, waarom, en kan niet in de schaduw staan van de twee voorgaande delen.

Door: Joost Goutziers